IMG_9814

Geiten in het laatste stadium van de dracht hebben wat extra aandacht nodig. Mochten er problemen zijn dan treden die vaak op zo twee á drie weken voor het lammeren. Te denken valt aan slepende melkziekte, potlijven of een baarmoederdraaiing. Dat laatste komt overigens weinig voor bij geiten in Nederland. Het is meer een probleem dat bij koeien voorkomt. Het ras en de voedingsstatus zullen daarbij zeker een rol spelen.
Hoogdrachtige geiten hebben op tijd hun rust nodig. Zorg voor niet teveel stress en als een geit bijvoorbeeld nog verplaatst moet worden naar een kraamhok, wacht dan niet tot zij aan de telling is. Bij geiten die in groepshuisvesting worden gehouden let men op de meest dominante. Door handhaving van haar leiderschap kan een dominante geit nog wel eens stoten en als dat net in een hoogdrachtige buik plaatsvindt kunnen er zeker problemen ontstaan.
Zet de meest dominante geit vast of apart in een hok.
Zorg dat de kraamhokken schoon en netjes zijn. Desnoods kan men deze nog ontsmetten met bijv. Halamid. Een hoogdrachtige geit die bovendien een zware dracht heeft, kan op het laatst minder voer tot zich nemen. Dit omdat de meerlingen aan het eind van de dracht behoorlijk wat plaats innemen in de buik. Belangrijk is wel dat zij voldoende ruwvoer tot zich neemt. Zorg voor lekker geurend hooi en geef indien mogelijk lauw water. Het voermoment kan ook over de dag verdeeld worden zodat de geit gereduceerd dezelfde hoeveelheid binnen krijgt en
zodoende beter kan verteren.
Komen er toch problemen omdat een geit bijv. niet wil eten dan is melkziekte de meest voor de hand liggende oorzaak. Men maakt onderscheid tussen melkziekte en slepende melkziekte.

Slepende melkziekte
Slepende melkziekte (acetonemie) ontstaat bij hoog drachtige geiten door een combinatie van een te ruime conditie en een rantsoen dat niet bij die situatie past. Daarmee is deze ziekte met goed voedingsmanagement te voorkomen. Vaak gaat het om geiten die een meerling dragen.
Aan het eind van de dracht moet een geit zoveel voer krijgen dat de conditie niet of bijna niet afneemt. Lukt dat niet, dan moet ze haar vetreserve aanspreken. Bij de vetafbraak komen vetzuren vrij die verbrand worden in de lever. Maar als de lever te veel krijgt aangeboden, wordt een deel van de vetzuren omgezet in giftige stoffen. De vergiftiging loopt op naarmate het verschil tussen de hoeveelheid energie die ze nodig heeft en die ze via het voer binnenkrijgt, groter wordt. De ziekte wordt ook wel drachtigheidsvergiftiging genoemd. Een geitenhouder moet er dus voor zorgen dat de geit een mooie conditie heeft en houdt. Dat is te sturen met voer. Basis is smakelijk en kwalitatief goed ruwvoer. Geef aan het eind van de dracht extra krachtvoer als de geiten in conditie afnemen.
Behandelen heeft meestal geen zin als de ziekte toch optreedt. Bij dreigende of beginnende slepende melkziekte is energie
verstrekken het belangrijkst. Dat kan glucose, propyleenglycol of geconcentreerde elektrolytoplossing zijn. Stimuleer verder de eetlust door smakelijk en licht verteerbaar voer te geven, zoals krachtvoer, voederbieten, aardappelen, pulp en smakelijk hooi.

Stimuleer lichaamsbeweging. De ziekteverschijnselen treden geleidelijk tot soms acuut op. Geiten zonderen zich af. Eten en herkauwen minder, ze zijn traag en slap en kunnen wankel lopen.
Later blijven ze liggen en kunnen ze blindheid, spier rillingen en stuiptrekkingen vertonen.
Hartslag en ademhaling versnellen tot ze uiteindelijk in coma raken. De meeste dieren sterven. Een keizersnede kan de geit redden, maar de lammeren niet. Slechts in een heel vroeg stadium kan behandelen effect hebben.

Melkziekte
Ook melkziekte is met goed voeren te voorkomen. Bij deze ziekte heeft de geit een tekort aan calcium in het bloed. De laatste weken van de dracht en de eerste weken na aflammeren is er veel calcium nodig, eerst voor de botten van de ongeboren lammeren en vervolgens voor de aanmaak van melk. Melkziekte steekt dan ook in deze periode de kop op. Soms treedt de ziekte ook later in de lactatieperiode op, meestal is er dan sprake van stress. Bij alle drachtige geiten daalt het calciumgehalte in het bloed aan het eind van de dracht. Een te sterke daling levert vooral spierproblemen op. Het gehalte gaat te snel omlaag als in het laatste stadium van de dracht het voer te veel fosfor en te weinig calcium bevat. Dat kan ook als het rantsoen in de dekperiode en de eerste weken erna juist te rijk was aan calcium.

Extra mineralenmengsels rond de dektijd kunnen dus maanden later leiden tot melkziekte. Verder kan het calciumgehalte ook door stress plotseling dalen; denk daarbij aan grote voerveranderingen, vasten, transport en behandelingen. De ziekte wordt ook wel ophaalziekte of hypocalcaemie genoemd. Bloedonderzoek bevestigt de diagnose. Door melkziekte worden de dieren trager en kunnen ze minder goed op de benen staan. Ze vertonen een stijve en slingerende gang, ze zijn schrikachtig en hebben spierrillingen. De spijsvertering vertraagt, ze stoppen met eten. Het
geboorteproces verloopt langzamer of komt stil te liggen. In een later stadium liggen de dieren op de grond en maken fietsende bewegingen. Zonder ingrijpen raken ze in coma en sterven.
5 regels voor de behandeling van melkziekte
1. twee tot drie maal daags de geit 20 minuten laten lopen
2. gecorrigeerd voer geven. Enkele malen per dag geforceerd voeren met boombladeren
die de eetlust bevorderen: eiken-, beuken-, berken-, appelboomblad. Energie
opvoeren, meer voeren van granen, sojabonen
3. bij onvoldoende drinken moet een fles water gegeven worden.
4. glycerine of propyleenclycol 60 – 90 ml, drie maal daags ingeven
5. voorts wordt intraveneus vocht en glucose gegeven.

Potlijven
Bij het potlijven is er een uitpuiling van de schedewand naar buiten. Het ontstaat twee tot vier weken voor de geboorte van de lammeren. In dit stadium verweekt de geboorteweg ter voorbereiding op het lammeren. Door het zwaarder worden van de baarmoeder wordt de schedewand naar buiten gedrukt. Door de zwelling en de druk gaat de geit staan persen en vergroot daarmee de uitpuiling. In deze uitpuiling van de schedewand kunnen darmen, blaas of een gedeelte van de baarmoeder terecht komen. In lichte gevallen ziet men alleen bij het liggen uit de schede een rode ballon tevoorschijn komen. Als het dier gaat staan verdwijnt deze weer. In die gevallen lukt het de aandoening te behandeling en uitpuiling te voorkomen door het dier aan de achterkant hoger te plaatsen. De druk op de uitpuiling vermindert aldus
en het persen neemt ook af. Tot het aflammeren moet de geit in een kleine ruimte gehouden worden waarin hij zich niet kan keren. Het dier wordt in een positie gedwongen waarin het voorlijf lager is dan het achterlichaam. Vaak is dit niet afdoende en moet de dierenarts de uitpuiling op zijn plaats terugbrengen. Of anders plaatst de dierenarts hechtingen (volgens Bühner). Hierbij wordt een touwtje aangebracht rondom de vagina. Het touwtje wordt met een
brede naald van de bovenkant van de vagina naar de onderkant aangebracht. Dit gebeurt aan twee kanten. Wanneer het touwtje wordt aangetrokken met twee vingers in de vagina wordt deze goed gesloten.
Op deze manier is plassen nog steeds mogelijk, maar zal de baarmoeder niet meer uitstulpen.
Vlak voor de geboorte zal dit touwtje weer verwijderd moeten worden.
De uitpuiling komt ieder jaar en in ernstiger mate terug. Het verder fokken met deze dieren is daarom niet verstandig. De nakomelingen dienen van de fokkerij uitgesloten te worden vanwege de erfelijkheid van de aandoening.

Baarmoederdraaiing
De draaiing van de baarmoeder, ook genoemd ‘’slag in de baarmoeder’’, of ‘’slag in het lijf’’ is vooral bekend uit de rundveehouderij. Ook bij het schaap wordt het waargenomen. Bij de geit wordt deze aandoening zelden gezien. Bij hoogdrachtige geiten zal er te weinig ruimte in de buik voor aanwezig zijn. De kans op het ontstaan van een baarmoederdraaiing is bij eenlingdracht groter dan bij meerlingdracht. Door onevenredige krachten op de baarmoeder
kan deze tijdens de dracht over één kant gaan hangen en om zijn lengteas gaan draaien. Bij een draaiing van 90 graden zal dit nog niet tot problemen leiden. Doch bij een draaiing 270 graden wordt de bloedcirculatie naar de baarmoeder afgesloten en gaat de vrucht dood. De geit zal in dit stadium verschijnselen van koliek vertonen, waarbij de geit met de achterpoten naar de buik zal schoppen, zweten, liggen en weer gaan staan, veelvuldig urineren en mesten.
Veelal wordt dit niet opgemerkt of wordt het niet geweten aan een dergelijke aandoening.                                                             De vrucht sterft uiteindelijk af. De aandoening zou vooral aan het eind van de dracht voorkomen.
De geboorte stagneert, er zijn persweeën, doch het normale verloop blijft achterwege. Bij het aftasten van de geboorteweg worden schroefvorming verlopende plooien waargenomen.
Aangegeven wordt om met kantelen de draaiing op te heffen, doch veelal zal een keizersnede de voorkeur verdienen.
Gelukkig verlopen de meeste zwangerschappen bij geiten normaal. Het is echter goed om uw geit nog eens extra te controleren vlak voor het lammeren.

Hennie Tuenter
Bron: Geiten Gezond, A.A.A. Vendrig, Capra & Ovis